Ze wiegt heen en weer aan haar tak in het bos. Ze is niet de enige, het hele dennenappeltjesteam is voortdurend in beweging. Ze wiegen soms zachtjes, zwabberen soms flink en zwiepen soms zo hard, dat eventuele toeschouwers hun hart vasthouden. Ze bewegen van links naar rechts, van rechts naar links, van voor naar achter of van achter naar voor, afhankelijk van hoe de wind waait.
Ze houdt van dit balansspel hoog in de lucht.
Op een dag krijgt het team een nieuwe coach. Hij brengt allerlei nieuwe spelelementen in, ze geniet. Tot op een dag hij zich ineens aan haar blijkt te ergeren. Steeds vaker onredelijk ¨Je balans is niet goed¨, schreeuwt hij dan. Of: ¨Hang stil!¨, terwijl het knetterhard waait.
Verdrietig laat ze haar kopje op zulke momenten hangen, starend naar de onpeilbare diepte beneden haar.
Dan ineens, net als ze klaar is voor opnieuw een lange training, stormt hij op haar af. Razend en tierend, zwaaiend met een zweep. Hij raakt haar. Ze heeft geen andere keus dan zich te laten vallen.
Ze knijpt haar ogen stijf dicht. Ze voelt hoe ze pijlsnel dieper en dieper valt. Het volgende moment echter, belandt ze met een zachte plof op een dikke laag mos. Ze kijkt omhoog. Ze ziet de dennenappeltjes uit haar team vol overgave wiegen en zwabberen.
Ze staat op, schudt het zand van zich af en kijkt om zich heen. Het dichte bos dat haar zo vertrouwd was, heeft plaats gemaakt voor een vriendelijk glooiend heuvellandschap vol bloemen. Ze rolt het enige pad op dat hier is. Het verdwijnt met een een scherpe bocht naar links achter een rotsblok. Ze glimlacht; op weg naar geen idee waarheen.
Loslaten
Daar ligt ze, onlangs gevallen in het zachte mos.
